Geschiedenis Oekraïne
De laatste millennia is door verschillende volkeren gestreden om de heerschappij over het grondgebied van de Oekraïne. Zo'n zevenhonderd jaar voor Christus vestigden de Scythen zich in de steppes ten noorden van de Zwarte Zee. Zij leefden hier in relatieve rust tot een kleine honderd jaar voor Christus. Toen werden zij achtereenvolgens bezet door de Goten, Hunnen, Avaren en tenslotte de Chazaren. Zij wisten tot diep in de achtste eeuw het land te bezetten.
In de achtste eeuw vestigden de Noormannen zich in Kiev. Hun grote invloed heeft de basis gelegd voor het rijk van Kiev-Roes, dat de eeuwen daarna uitgroeide tot een machtige staat. Toen vorst Vladimir de Grote in het jaar 988 het orthodoxe geloof aannam moest de bevolking dit geloof ook gaan aannemen.
In het midden van de dertiende eeuw vielen de Mongolen het rijk binnen en werd het een onderdeel van het Galicie-Volhynië Rijk. Deze overheersing duurde relatief kort, want een eeuw later werd het land ingelijfd door Litouwen en Polen. Met hulp van Rusland werden de Polen in de zeventiende eeuw verjaagd, echter kwam het nu deels onder Russisch gezag te vallen. Tot het einde van de Eerste Wereldoorlog duurde de Russische overheersing en leek de Oekraïne definitief een onderdeel te worden van Rusland.
Vanwege de interne chaos, als gevolg van de revolutie in Rusland, was de Oekraïne van 1918 tot 1922 even onafhankelijk. Toen werd het weer geannexeerd door de troepen van Stalin. Uitgezonderd een korte periode tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de bevolking geterroriseerd en gerussificeerd. De Russische cultuur en taal kwamen centraal te staan. Pas in 1991 kon de Oekraïne, dankzij de glasnost en perestrojka politiek van Sovjetleider Gorbatsjov, haar onafhankelijkheid krijgen.